Kaars

Brandende kaars.

Een brandende kaars is een licht- en warmtebron. Het is meestal een cilindrische staaf van een bij kamertemperatuur vaste, vetachtige stof als bijenwas of stearine, met door het midden een katoenen koord: de pit – in de volksmond 'lont' genoemd. Als men deze pit aansteekt, smelt het vet bij de pit en wordt het door de capillaire werking in het koord gezogen. In de hogere delen van de pit wordt dit vet door verdamping en ontleding gasvormig en verbrandt het onder het uitstralen van warmte en licht.

Kaarsen zijn met olielampen en toortsen, na het houtvuur, de oudste hulpmiddelen van de mens voor de verlichting.

Met een kaarsendover wordt de vlam van een kaars gedoofd. Vooral rond kerstmis worden veel kaarsen gebrand.

De SI-basiseenheid candela is afgeleid aan het licht van ongeveer één kaars. Candela is het Latijnse woord voor kaars en ook het woord kandelaar is daar etymologisch aan verwant.

Bijenwaskaarsen van het Allemannisch kerkhof van Oberflacht, Duitsland dateert uit de zesde of zevende eeuw na Christus. Het zijn de oudst overlevende bijenwaskaarsen ten noorden van de Alpen.

© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search