Oeuvre van Willem Frederik Hermans

Het oeuvre van Willem Frederik Hermans bestaat in hoofdzaak uit de romans, novelle- en essaybundels van de Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans (1921 - 1995). Daarnaast publiceerde Hermans onder meer drie dichtbundels, enkele toneelstukken en scenario's, een biografie van Multatuli, en vertalingen. Ook stelde hij fotoboeken en collages van eigen hand samen. De bibliografie van Hermans telt 86 zelfstandige publicaties,[1] variërend van bibliofiele uitgaven tot romans, en 1032 niet-zelfstandig verschenen publicaties,[2] uiteenlopend van stukken in de schoolkrant tot bijdragen in boeken. De beschrijving van de eerste drukken en herdrukken van de zelfstandige publicaties vertegenwoordigen samen 'ruim vijfhonderd boeken' tot 2005.[3] Zijn scheppende werk bestrijkt uiteenlopende genres, van surrealistische of fantastische literatuur tot enkele vrijwel strikt autobiografische vertellingen. De geschriften illustreren zijn poëticale opvattingen van de 'klassieke roman', volgens welke een roman een gefantaseerde geschiedenis is met een hechte constructie waarin elk detail zinvol is. De schrijfstijl kenmerkt zich door opvallende beeldspraak en een uitgekiende verteltechniek waarin literaire genres soms op functionele wijze geparodieerd worden. Zijn in essentie kennistheoretische thematiek behelst dat de werkelijkheid ondoorgrondelijk is, waaruit impliciet volgt dat kennis van het verleden, de medemens en zichzelf in principe onbetrouwbaar is.

Hermans' literaire loopbaan begon officieel met een verhaal, 'En toch... was de machine goed', dat vlak voor het uitbreken van de oorlog in het Algemeen Handelsblad verscheen. Na de oorlog probeerde hij enkele jaren van het schrijven te leven en publiceerde een stroom van romans, verhalen, essays en kritieken in periodieken als Criterium, waarvan hij ook redacteur was, Podium, en Litterair Paspoort. In 1952 accepteerde hij een betrekking als fysisch geograaf aan de Rijksuniversiteit Groningen, wat hem een vast inkomen bezorgde. De doorbraak naar een groot publiek vond plaats met de verschijning in 1958 van De donkere kamer van Damokles, dat meteen als een meesterwerk werd beschouwd. Ook de opvolger, Nooit meer slapen uit 1966, wordt gezien als een van de belangrijkste naoorlogse romans. Tot de hoogtepunten van het oeuvre worden ook een aantal novellen gerekend, waarvan Atonale, Het behouden huis en De blinde fotograaf veel bestudeerd zijn. Nadat hij in 1973 de universiteit verliet en naar Parijs verhuisde, nam zijn productie weer toe. De laatste twintig jaar van zijn leven schreef hij, naast romans en verhalen, veel beschouwingen en columns, aanvankelijk voor periodieken als Het Parool, NRC Handelsblad, Nieuwsnet en Hollands Diep, en later ook geregeld voor Elsevier Weekblad. Hermans wordt met Gerard Reve en Harry Mulisch beschouwd als een van de drie belangrijkste naoorlogse Nederlandse schrijvers.

  1. Janssen en Van Stek (2005)
  2. Delvigne en Janssen (1996)
  3. Janssen en Van Stek (2005), 'Verantwoording'

© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search