Ondergang van het internationale systeem aan het einde van de Late Bronstijd

De ondergang aan het einde van de Late Bronstijd was een maatschappelijke instorting in het oostelijke deel van het gebied om de Middellandse Zee, waarin veel rijken en beschavingen door brandstichting ten onder gingen of ernstig in verval raakten. Veel steden gingen rond 1200 v.Chr. in vlammen op, zodat Kurt Bittel de periode als de brandcatastrofe betitelde.[1] Zo gingen de rijken van de Hettieten in Anatolië en Mitanni ten onder, terwijl het Nieuwe Rijk in Egypte en Assyrië in verval raakten. Ook aan de paleiseconomieën van de Myceense beschaving in het Egeïsche gebied kwam een einde, terwijl de beschavingen op Cyprus en de Levant in deze periode belaagd werden. De val van Troje vond ook in deze tijd plaats.

De neergang betekende het einde van de grote staten, de grote rijken, en hun onderlinge contact, zoals blijkt uit de diplomatieke correspondentie in de Amarnabrieven, en van het internationalisme en de mondialisering gedurende de late bronstijd. Zij maakten voor de kleinere beschavingen van de ijzertijd plaats: de neo-Hettitische vorstendommen, de Frygiërs, Feniciërs, Filistijnen, Israëlieten en de Grieken van de geometrische periode. Grote gebieden gleden in de prehistorie terug. Dit was voor Griekenland en Kreta het geval, maar ook uit Anatolië zijn aanvankelijk geen geschreven bronnen bekend. Er zijn pas uit rond 800 v.Chr. weer enige Frygische inscripties bekend, in een nieuw van het Fenicisch afgeleid schrift.

Wat de precieze oorzaak of toedracht ook is geweest, veel onderzoekers zien in de gebeurtenis wel een drastische verandering. De tijd erna, het begin van de ijzertijd, worden de duistere eeuwen genoemd. De kwestie heeft wel de belangstelling van de archeologen voor het begin van de ijzertijd gewekt. In Kalehöyük in Anatolië werden in deze tijd tot drie keer toe bouwwerken afgebrand en weer opgebouwd.[2] In plaatsen als Kilise Tepe en Kinet Höyük is te zien dat er inderdaad grote veranderingen plaatsvonden, soms met een aantal grote branden, maar dat er anderzijds toch ook sprake was van een zekere continuïteit, in Cappadocië meer dan rond Gordium en Hattusa,[3] anderzijds dat de brandstichtingen voortduurden.

In andere gebieden zoals Egypte en Assyrië, die beide als staat overeind bleven, werden geschreven bronnen schaars. Het Midden-Assyrische Rijk zag sommige van zijn westelijke buitenposten wel in vlammen opgaan, zoals de dunnu, versterkte boerderijen, van Tell Sabi Abyad, maar het is mogelijk dankzij het stelsel van dunnu's dat het overeind bleef.[4] In de eeuw na de catastrofe begonnen wel steeds meer Arameeërs de Eufraat over te steken.

  1. (en) R Drews. The End of the Bronze Age. Changes in Warfare and the Catastrophe Ca. 1200 B.C., 1993.
  2. (en) K Matsumura en T Omoril. The Iron Age Chronology In Anatolia Reconsidered: The Results of The Excavations at Kaman-Kalehöyük, 2010. in Proceedings of the 6th International Congress of the Archaeology of the Ancient Near East, blz 443-455
  3. (en) C Mora en L d'Alfonso. 'Anatolia After the End of the Hittite Empire: New Evidence from Southern Cappadocia, 2012. in Origini, volume 12
    (it) Preistoria e protostoria delle civiltà antiche. blz 385-398, Prehistory and protohistory of ancient civilizations
  4. (en) The Middle Assyrian Empire. gearchiveerd, Consolidating Empire. Reconstructing Hegemonic Practices of the Middle Assyrian Empire at the Late Bronze Age Fortified Estate of Tell Sabi Abyad, Syria, ca. 1230 – 1180 BC

© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search