Roeden

Zie voor de roeden in een raam: Glasroede.
Askop met roeden van de Walderveense molen
Askop met gelaste borstroeden en houten oplangers van Wissink's Möl
Keerklossen, roewiggen en spitijzers van de Venemansmolen. Ook is de askop uitgerust met een spin

Roeden (enkelvoud: roede, roed of roe) vormen de basis van het wiekenkruis van een traditionele windmolen. Vroeger werden deze balken, die wel 30 meter lang kunnen zijn, uit hout vervaardigd, zowel uit één stuk als uit drie stukken. (de zogenaamde borstroede, een borststuk met twee oplangers). Houten roeden zijn aan de voor- en achterkant voor een betere stroomlijn afgeschuind, hetgeen winsing wordt genoemd. Zijn ze alleen aan de voorkant afgeschuind dan wordt dit ook wel baljoening of biljoening genoemd. Meestal werden houten roeden gebruikt (gestoken) van het duurdere grenen uit Riga in plaats van het inlands grenen. Later werden roeden gemaakt van het betere Amerikaans grenen. Gebroken roeden werden vaak als vloerbalken in een molen gebruikt. Vanaf ongeveer 1860 begon men ijzeren en vanaf ongeveer 1915 stalen roeden te klinken en sinds de Tweede Wereldoorlog worden de stalen roeden gelast. In 2008 zijn er voor het eerst gelaste roeden gemaakt, waarvan de achterkant niet vastgelast is, maar losgemaakt kan worden voor inspectie en een eventueel nieuwe antiroestbehandeling van de binnenkant van de roede. Ook worden er proeven gedaan met verzinkte roeden, die vanwege hun lengte niet in hun geheel in een zinkbad kunnen en daarom uit twee gedeelten bestaan, waarbij de aan elkaar gemaakte plaats in de kop van de bovenas valt. In de Molen van Goidschalxoord zijn op 8 december 2009 verzinkte roeden gestoken.

De roeden (altijd twee om vier wieken te vormen) steken door de zogenaamde askop van de bovenas van een molen en worden met 16 wiggen en vier keerklossen vastgezet. De keerklossen zorgen ervoor dat de roede niet kan verschuiven. De wiggen zetten de roede vast in de askop. De roewiggen zijn geborgd met spitijzers, waardoor ze er niet uit kunnen vallen. In de roeden zitten gaten waarin bij oudhollandse wieken de heklatten door gestoken worden. Een heklat wordt vastgezet met wiggen, die ook in verband met de vorming van de zeeg de hellingshoek van de heklat bepalen. Op de buitenroede is een zeilarm en op de binnenroede een zeiloog bevestigd voor het vastzetten van het zeil. De molen De Helper heeft echter geen gaten voor de heklatten in de roeden, maar opgelaste strippen met daarop met bouten vastgemaakte, verzinkte beugels waarop de heklatten worden vastgeschroefd.

De binnenroede is de roede het dichtst bij de molen en de buitenroede is zoals de naam al aangeeft de buitenste. Omdat de toppen van de wieken in hetzelfde vlak moeten draaien is de binnenroede gekromd. Dit wordt de porring genoemd.

De stalen roeden hebben meestal een plaatje met de naam van de fabrikant en het volgnummer, dat aangeeft welke roede het van die fabrikant is.

Het steken van de roeden in de askop van de bovenas wordt roesteken genoemd. Het eruit halen heet het strijken van de roeden.


© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search