Samenwonen

Van samenwonen wordt in België en Nederland sinds de jaren 1970 gesproken als twee volwassen mensen samen één woning in gebruik hebben genomen en daar als partners een gemeenschappelijke huishouding voeren.[1] In Nederland spreekt men van ongehuwd samenwonen (verkort tot samenwonen) als mensen die een affectieve relatie hebben samen officieel in een woning zijn gaan wonen en een huishouden delen. In de Belgische wettelijke context spreekt men van wettelijk samenwonenden als er door de samenwoners een verklaring van samenwonen werd afgelegd, of van feitelijk samenwonenden indien dit niet het geval is. In Nederland geeft de wet geen algemene regels voor samenwonen, zoals bij een huwelijk of geregistreerd partnerschap, maar het gaan samenwonen kan wel allerlei gevolgen hebben die op wetten en regels zijn gebaseerd.

  1. Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 9e druk

© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search