Adam in ballingschap

Adam in ballingschap
Titelpagina van de eerste uitgave, 1664. Het motto 'prima malorum causa' ('de eerste oorzaak van het kwaad'), komt uit Gaius Valerius Flaccus' Argonautica VII, 37-38.[1]
Schrijver Joost van den Vondel
Taal Nederlands
Eerste opvoeringsdatum 1746
Locatie eerste opvoering Brussel
Eerste opvoering in Nederland 1852
Soort Treurspel
Aantal akten 5
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

Het toneelstuk Adam in Ballingschap, of Aller treurspeelen treurspel is een treurspel van de Nederlandse toneelschrijver en dichter Joost van den Vondel, gepubliceerd in 1664. Op de trouwdag van Adam en Eva weten de gevallen engel Lucifer en zijn trawanten Eva te verleiden om te eten van de verboden vrucht uit de boom van kennis van goed en kwaad. Als vervolgens ook Adam ervan eet, verbant God het paar uit het paradijs. In 2015 nam het stuk plaats 31 in van de Nederlandse theatercanon.[2] Literatuurhistorici zijn het er sinds decennia over eens dat Lucifer (1654), Adam in ballingschap en Noah (1667), in de bewoordingen van Gerard Knuvelder, de "meest karakteristieke, meest bewonderenswaardige hoogtepunten van Vondels verbeeldingskracht" vormen.[3]

Het treurspel is karakteristiek voor de laatste periode uit Vondels toneelwerk, waarin alles in het teken staat van de peripeteia, de lotswisseling die in een klassieke tragedie plaatsvindt, hier de zondeval, waarmee meteen de eenheid van handeling is gegeven. De eenheid van tijd is gewaarborgd doordat het stuk speelt op de trouwdag van Adam en Eva. Wel is de eenheid van handeling in zoverre flexibel gehanteerd, dat het bruiloftsfeest in het paradijs in volle gang is, terwijl de duivels elders in de hof hun plannen beramen om de mens ten val te brengen. Wel is dat binnen gehoorsafstand, wat het contrast tussen beide groepen benadrukt. Dit drama is geen oorspronkelijk stuk van Vondel, maar een proeve van translatio, imitatio en aemulatio, waarbij Hugo de Groots Latijnse tragedie Adamus exul het te overtreffen voorbeeld was. De Groots senecaans treurspel werd in Vondels bewerking een sophoclesiaanse tragedie.

Het stuk werd niet opgevoerd tijdens het leven van de dichter. De belangstelling voor Bijbelse toneelstukken was tanende. In 1746, ruim tachtig jaar na eerste publicatie, vond de première plaats in Brussel. Meer dan een eeuw later vond de eerste Nederlandse opvoering plaats. Aan het stuk zijn weinig diepgravende studies gewijd, tot 1945 zelfs nauwelijks. De lyrische taal van het stuk is een veelgeprezen aspect. Zo meende de dichter J.C. Bloem dat de reizang na het derde bedrijf – "misschien het schoonste, zeker van het schoonste, wat Vondel ooit geschreven heeft" – in geen bloemlezing van Vondels werk mocht ontbreken.[4] Voor W.A.P. Smit was Eva's monoloog tijdens het plukken van de appel "een van de aangrijpendste, die Vondel ooit geschreven heeft."[5]

  1. Schenkeveld-Van der Dussen (2004), p. 115.
  2. 50 jaar theaterwetenschap, canon 2015.
  3. Knuvelder (1971), p. 412. Bevestiging van Knuvelders opinie bieden Romein en Romein-Verschoor (1971), p. 320, en Calis (2008), p. 328.
  4. Bloem (1995), p. 474; vgl. p.420.
  5. Smit (1962), p. 404.

© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search