Blow-out

Van een blow-out bij aardolie- of aardgaswinning is sprake als gas of olie langs en uit het boorgat doorbreekt naar het maaiveld.

Aardgas en aardolie bevinden zich in een 'bel' in de bodem onder zeer hoge druk, rond 600 bar. Bij het aanboren van het ondergrondse reservoir zal het gas of de olie door deze hoge druk zich in het boorgat naar boven willen verplaatsen. Om dit te voorkomen wordt het boorgat gevuld met boorvloeistof die voldoende tegendruk biedt en een blow-out voorkomt. Bovendien brengt men een blowout preventer aan, een automatisch werkende veiligheidsklep.

Mocht zich in de bodem ondiep gas (shallow gas) bevinden, dan kan dit bij het aanboren ook langs het boorgat ontsnappen, zich met het aanwezige grondwater vermengen en de bodem plaatselijk vloeibaar maken, tot een soort drijfzand. Men spreekt dan van liquefaction waardoor de gehele boorinstallatie instabiel kan worden en in de bodem kan wegzakken. Deze situatie deed zich in Nederland voor bij het dorp 't Haantje, nabij Sleen in Drenthe. Daar deed zich op 1 december 1965 in de exploratieput Sleen-2 een blow-out voor, de enige zover in de Nederlandse aardgaswinning.[1] Bij deze blow-out verdween zelfs de complete boortoren in de grond. De krater die dit heeft veroorzaakt, is daar nog steeds te zien.

Is er sprake van een blow-out, dan wordt op enige afstand daarvan een aantal nieuwe boringen uitgevoerd die de blow-outboring diep ondergronds snijden. Vervolgens wordt het boorgat volgepompt met grout.

  1. KNGMG, Geobrief 7 (november 2008), p. 11

© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search