God is volgens de islamitische godsdienst één: uniek, almachtig, alomtegenwoordig, heeft geen begin (niet geschapen, niet gebaard) en ook geen einde (dood of vernietiging). Als Abrahamitische godsdienst volgt de islamitische godsdienst daarin de joodse en christelijke godsdienst. In de joodse godsdienst staat bijvoorbeeld het duizenden jaren eerder geformuleerde sjema centraal, dat stelt dat God een is. Deze ondeelbaarheid wordt doorgaans tot de zuilen van het islamitische geloof gerekend en staat bekend onder de naam tawhied. Aanhangers van de islam gebruiken veelal de benaming Allah, Arabisch voor "de God".
Moslims geloven dat God de hemel, de aarde en alles wat er tussen is geschapen heeft. De uitdrukking tot dit geloof is te vinden in de shahadah, zoals deze ook herhaald wordt tijdens het rituele, vijfmaaldaagse gebed, in de oproep tot gebed en het dagelijks leven. Het geloof in God staat centraal binnen de islam.[1]
Het is moslims niet toegestaan zich enige voorstelling van God te maken, anders dan door recitatie en memoreren van zijn eigenschappen of manifestaties, verwoord in de 99 Schone Namen van God die zijn afgeleid uit de Koran.
Door middel van deze 99 Namen kunnen een aantal zaken omtrent Gods wezen worden afgeleid[2]:
Met betrekking tot zijn handelingen kan het volgende worden gesteld[3]:
God wordt beschouwd als alwetend (soera Jonas 61):
God wordt geacht alles te horen (soera Vergever 60):
God kan niet als mannelijk of als vrouwelijk worden beschouwd, hoewel het Arabisch geen onzijdige woorden kent. Mogelijk doordat de Arabische samenleving traditioneel patriarchaal is, wordt aan God normaal gesproken gerefereerd als een mannelijke entiteit, bijvoorbeeld in de Koran als "Koning" en niet "Koningin".
© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search