Heer (feodalisme)

Harold legt de eed af als heer van de graaf van Normandië, Willem de Veroveraar. (Afbeelding op Tapijt van Bayeux, 1066-1089)

De heer of vrijheer, soms ook wel vrouwe of vrijvrouwe, was in de middeleeuwen de heerser over een bepaald grondgebied dat hij in bruikleen had gekregen op basis van het plaatselijk geldend feodaal leenstelsel. Daarbij werden tussen beide partijen juridisch bindende afspraken gemaakt die werden vastgelegd in een leenovereenkomst. Degeen die grond in leen uitgaf kon de eigenaar van de grond zijn, meestal een vorst of kerkelijke autoriteit, of de grond zelf in leen hebben gekregen en in kleinere stukken onderverlenen. Degeen die grond in bruikleen kreeg werd in de verhouding tot de uitlener vazal genoemd, maar in zijn verhouding tot de bevolking heer. Degene die grond in bruikleen hadden gekregen droegen vaak een titel als graaf of hertog.

Bij de grondgebieden ging het aanvankelijk om uitgestrekte gebieden zo groot als een huidige provincie of staat. Door de loop der eeuwen werden de gebieden versnipperd. Bij de bruikleenafspraken ging het er oorspronkelijk meestal om dat de heer het gebied mocht uitbaten en een deel van de opbrengst mocht houden, in ruil voor miliaire dienstverlening aan de grootgrondbezitter. Later mocht er ook vaak bestuur worden gevoerd over de bewoners van het grondgebied en recht worden gesproken. Het gebied waarom het ging noemde men in de Lage Landen vaak heerlijkheid, grotere gebieden een graafschap of hertogdom.


© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search