Indische Orde van Verdienste

Versiersel der Ie Klasse
Versiersel der Ie Klasse

De Indische Orde van Verdienste (Engels: Indian Order of Merit) was een in 1837 ingestelde particuliere onderscheiding van de "Honourable East India Company", de Britse tegenhanger van de Nederlandse VOC die de Britse koloniale bezittingen in India tot het opheffen van het charter van de compagnie in 1860 beheerde. Oorspronkelijk heette de orde "Order of Merit" wanneer het om militaire verdiensten ging en "Order of India" wanneer de orde voor civiele verdienste werd uitgereikt. Edward VII, koning van het Verenigd Koninkrijk en keizer van India, veranderde de naam in 1902 omdat hij een nieuwe Britse orde, de Order of Merit" had ingesteld. De twee namen konden verwarring scheppen.

De East India Company had een eigen leger waarin ook Britse officieren dienden.

De orde werd in twee divisies, militair en civiel uitgereikt. Het criterium van de militaire benoemingen was "langdurige, eervolle en trouwe dienst" door officieren of "opvallende dapperheid in het veld". In dat laatste geval werden ook niet-officieren gedecoreerd.

De orde is ouder dan het Victoria Cross of de Distinguished Service Medal. Het was in feite de oudste onderscheiding voor moed in het Britse Rijk. In de jaren voor 1837 werden de inlandse militairen soms met medailles onderscheiden die door het regiment zelf werden uitgereikt. Meestal werd daarvoor een inzameling gehouden onder de officieren.

De orde is hoger in rang dan de Orde van Brits India die ook wel voor dapperheid werd toegekend.

De dragers mochten de letters "IOM" achter hun naam dragen. Omdat de orde een particuliere instelling was was er voor 1860 geen sprake van Knights of Companions. De exacte aanduiding van de dragers werd ook in de weinige latere officiële besluiten over de Indische Orde van Verdienste in het midden gelaten. De gedecoreerden waren in de ogen van de Britten veelal niet vooraanstaand gennoeg om tot de klasse die men "Companionage" noemt te behoren. Dat was bij de voor officieren gereserveerde Distinguished Service Order wél het geval.

De Brits-Indische troepen konden tot een hervorming in 1902 niet worden gedecoreerd met het Victoria Cross. Dat betekende dat de Indische Orde van Verdienste op het subcontinent de plaats van deze hoge en exclusieve onderscheiding innam. Toen de Britse Koning in 1902 het statuut van het Victoria Cross herzag en deze onderscheiding ook voor Indische en andere koloniale troepen beschikbaar werd gesteld was de consequentie dat de Ie Klasse van de Indische Orde van Verdienste verdween.

In 1944 werd vastgelegd dat de orde in het vervolg voor Indische officieren, slechts bij uitzondering voor Britten en anderen, zou zijn bestemd. De laatste benoeming vond op 25 september 1947, na de onafhankelijkheid op 15 augustus 1947, plaats. De orde werd nooit opgeheven of afgeschaft en formeel is Elizabeth II grootmeesteres van de Indian Order of Merit. De Dominion India en de Republiek India hebben het bestaan van de orde na 1947 genegeerd. Dat geldt ook voor de Dominion, het Koninkrijk en de Republiek Pakistan.

De civiele divisie is met 48 uitreikingen zeldzaam. In de militaire divisie werden in de Indische Muiterij 1223 versierselen in de drie toenmalige klassen uitgereikt. In de jaren tussen de opstand en de Eerste Wereldoorlog werden 1444 versierselen in de drie toenmalige klassen verleend. De Eerste Wereldoorlog leverde 21 sterren van de Eerste Klasse en 1032 sterren van de Tweede Klasse op. De Derde Klasse was inmiddels afgeschaft. In de Tweede Wereldoorlog werden twee sterren Ie Klasse, 332 sterren der IIe Klasse en 30 sterren van de sinds 25 augustus 1939 klasseloze orde ingesteld. Kennelijk werd het Koninklijk Besluit niet correct uitgevoerd.


© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search