Koningskwestie

Dit artikel is een deel van de serie over Leopold III van België
Leopold III van België, 4e koning der Belgen (1934-1951)
Koningschap
Koningskwestie
Koninklijke familie
Astrid van Zweden
Josephine Charlotte · Boudewijn · Albert
Lilian Baels
Alexander · Marie Christine · Marie Esmeralda
koninklijke familie
Residenties
Kasteel van Argenteuil · Kasteel van Laken · Koninklijk Paleis van Brussel · Kasteel van Ciergnon
Overige
Ingeborg Verdun · Bureau van Leopold III

monogram van de koning
Toen Leopold III in juli 1950 terug in het land kwam, braken in Wallonië stakingen uit. Politiek spoedoverleg resulteerde in de overdracht van de koninklijke bevoegdheden aan kroonprins Boudewijn. De foto toont een leopoldistische manifestatie in Kortrijk.

De koningskwestie is het politieke conflict dat in België ontstond in het begin van de Tweede Wereldoorlog. Het conflict duurde tot 1951 en ging over het al dan niet behouden van Leopold III op de koningstroon.

Op 25 mei 1940 vond een confrontatie plaats op het kasteel van Wijnendale (Torhout) tussen koning Leopold en de regering (vertegenwoordigd door Hubert Pierlot, Paul Henri Spaak, generaal Henri Denis en Arthur Vanderpoorten). Het ging om een diametraal tegen elkaar botsende lezing van de Grondwet, waarbij de koning het als zijn persoonlijk prerogatief beschouwde het leger aan te voeren en beslissingen te nemen, terwijl de regering het er bij hield dat hij voor al zijn daden, ook als opperbevelhebber, de handtekening van een regeringslid behoefde. Aangezien de regering de strijd wilde verderzetten, vroegen ze de koning haar naar het buitenland te vergezellen, wat hij weigerde.

Toen Leopold III de wapens neerlegde en zich vanaf 28 mei 1940 als de krijgsgevangene van de Duitsers beschouwde, werd het conflict openbaar. Hij ging ervan uit dat Duitsland de oorlog had gewonnen en voor lang de Europese politiek zou beheersen. Zijn defaitisme werd veroordeeld in het Franse Limoges, zowel door de regering als door het parlement, waarvan evenwel maar een deel van de leden aanwezig was (186 volksvertegenwoordigers en senatoren op 369). De onmogelijkheid van de koning om te regeren, beslist door de regering, werd toen geacteerd.

Leopolds bezoek aan Hitler in Berchtesgaden (19 november 1940) zorgde voor een escalatie in de afkeurende houdingen, net zoals zijn huwelijk met de zwangere Lilian Baels in 1941. Anderzijds hield de koning zich aan het advies dat hem was gegeven geen pogingen te ondernemen om een nieuwe regering te vormen die onvermijdelijk, zoals in Frankrijk, zou gecollaboreerd hebben. Hij liet de regering in Londen alle ruimte, ook al weerhield hij zich van contacten met haar.

Na de terugkeer van de regering begin september 1944 namen de voornaamste regeringsleden, en ook de geallieerden, kennis van het 'politiek testament' dat de koning had achtergelaten, nadat hij door de Duitsers op 7 juni 1944 was weggevoerd, en dat groot ongenoegen veroorzaakte. De hoofdredenen hiervoor waren:

  • dat Leopold III excuses eiste van de regering-Pierlot voor de in juni 1940 over hem geuite kritiek,
  • dat hij respect noch dankbaarheid betoonde tegenover de geallieerde bevrijders,
  • dat hij evenmin de inspanningen erkende van de regering in ballingschap en van het verzet.

Dit leidde tot een constitutionele crisis, waarbij Leopold niet kon terugkeren zolang geen parlementaire meerderheid werd gevonden om zijn onmogelijkheid tot regeren op te heffen. Terwijl zijn broer Karel van België het regentschap waarnam, werd steeds duidelijker dat zich een kloof aftekende in de publieke opinie tussen het Vlaamse en het Franstalige landsgedeelte, respectievelijk pro en contra Leopold. Dit ging ook mee terug op een verschil in behandeling tijdens de oorlogsjaren, waarbij de Duitsers in 1940 de Vlaamse krijgsgevangen soldaten hadden vrijgelaten terwijl de Walen tot het einde van de oorlog gevangen bleven.[1]

De christendemocratische en liberale coalitieregering dacht in 1950 een uitweg te vinden in een volksraadpleging. Ze werd in maart 1950 gehouden, met als resultaat een overweldigende steun voor terugkeer in de Vlaamse arrondissementen (16 op 16 Vlaamse kiesarrondissementen voor terugkeer), maar met een negatief resultaat in 9 op 13 Waalse arrondissementen, evenals in Brussel. Globaal Resultaat: 57,68% voor de terugkeer en 42,32% tegen; 20 arrondissementen voor op een totaal van 30. Drie maanden later (4 juni 1950) later volgden parlementsverkiezingen, waarbij de christelijke partij CVP/PSC (vóór terugkeer) een meerderheid haalt in Kamer en Senaat. Dit nieuwe parlement beslist de onmogelijkheid tot regeren op te heffen en op 22 juli 1950 keert Leopold naar België terug. Dit leidde in Wallonië tot aanslagen, tot een algemene staking en tot de schietpartij van Grâce-Berleur op een manifestatie nabij Luik waarbij vier doden vielen. Een 'mars op Brussel' werd aangekondigd. De regering Duvieusart deelde aan de koning mee dat ze niet in staat zou zijn de orde te handhaven. Tijdens de zogenaamde "Nacht van Laken" vond Leopold III uiteindelijk niemand bereid een andere regering te vormen en verdere risico's te lopen m.b.t. de openbare orde.

De situatie kwam pas tot bedaren toen Leopold aankondigde dat hij zou aftreden ten gunste van zijn zoon Boudewijn, die met onmiddellijke ingang het regentschap opnam als Koninklijke Prins. Het aftreden geschiedde vervolgens op 16 juli 1951 en de volgende dag legde kroonprins Boudewijn, 21 jaar geworden, als nieuwe koning de grondwettelijke eed af.

Leopold III en koningin Astrid in 1926.
  1. Philippe Destatte, Histoire de la Belgique contemporaine. Société et institutions, 2019, p. 117-134

© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search