Kosmogonie

Een kosmogonie (Grieks: kosmo-, wereld en gon-, verwekken) is een verklarend model voor de vorming en ontwikkeling van het universum. Het scheppingsverhaal uit Genesis is een kosmogonie en er zijn er vele andere, zowel wetenschappelijke als mythologische. In de astrofysica is het een tak die zich bezighoudt met de studie van het ontstaan en de structuur van het heelal in zijn geheel, in tegenstelling tot de astronomie die zich bezighoudt met het bestuderen van bepaalde hemellichamen.

De kosmogonie bestudeert het ontstaan van het universum zelf, zowel op microscopische (kwantum-kosmologisch) als op macroscopische (relativistische) schaal, in het begin der tijden (meestal aangeduid door t = 0). Dit in tegenstelling met de kosmologie die het universum gedurende heel zijn bestaan beschouwt. Sommige kosmogonische theorieën botsen op de drie klassieke paradoxen:

  1. een principe van oorzakelijkheid (vergelijk met het 13e-eeuwse bewijs van het bestaan van God van Thomas van Aquino)
  2. behoudswetten (de onmogelijkheid iets uit niets te creëren)
  3. de kwesties van tijdsverloop (zie ook Zeno's paradoxen) en logisch verloop

Er zijn ook tijdcyclische kosmogonieën waar geen plaats is voor deze paradoxen. Een nieuwe kosmos ontstaat uit de zaden van de daarvoor bestaande kosmos die ten onder is gegaan, analoog aan leven en sterven, de seizoenen en sterren die worden geboren en sterven. Dit wordt in het hindoeïsme voorgesteld door de werking van Shiva die al het bestaande vernietigt en tot nieuw leven brengt: de dansende Shiva in het rad van wedergeboorte. Ook worden de elkaar opvolgende kosmogonieën voorgesteld als uitademingen van Brahma.


© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search