Permanente revolutie

Karl Marx

Permanente revolutie is de stelling van Karl Marx dat een revolutie nooit succes kan hebben indien zij in slechts één land plaatsvindt. Dit idee werd door Leon Trotski en Alexander Parvus gebruikt ten tijde van de Russische Revolutie.

De opvatting van Marx en ook Lenin was dat een socialistische revolutie pas plaats kon vinden nadat de burgerij (bourgeoisie) de macht in handen had genomen. De macht van adel en kerk zouden worden gebroken door de burgerij (de middenstand, de fabrikanten, de industriëlen) en deze zouden de basis vormen voor de nieuwe burgerlijke, liberale staat. Marx dacht in de termen van de Franse Revolutie: eerst komt de bourgeoisie aan de macht en dan de arbeidersklasse. Toen in Rusland in februari 1917 de burgerlijke revolutie plaatsvond, waren de Russische burgerlijke partijen niet in staat de revolutie in hun voordeel om te buigen. De burgerlijke eisen van de revolutie (afzetten van de tsaar, installatie van een grondwet en een parlement) vonden geen enkele aansluiting bij de eisen die elke dag op straat werden geuit (brood voor iedereen, alle macht aan de sovjet, beëindig de oorlog). Daardoor stopte de revolutie niet in februari, maar werd zij permanent en leidde tot de bolsjewistische oktoberrevolutie gepleegd in naam van de arbeidersklasse.

Trotski verklaarde deze permanente revolutie door de internationalisering van het kapitaal. Het Rusland van de tsaren was feodaal en had een heel zwakke nationale bourgeoisie. Maar er waren in Rusland wel een groot aantal internationale bedrijven gevestigd. Daardoor had zich een in omvang en betekenis sterk proletariaat gevormd, tegenover een nationale bourgeoisie die niet in staat was een stabiele en voor de arbeidersklasse bevredigende regering te vormen.


© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search