Planeten in de astrologie

Van links naar rechts: Mercurius-Venus-Aarde-Mars-Jupiter-Saturnus-Uranus-Neptunus

Met planeten in de astrologie werden tot aan de moderne tijd uitsluitend de 7 klassieke planeten uit de astrologie bedoeld. Het waren hemellichamen die in de oudheid met het blote oog konden worden waargenomen: Zon, Maan, Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. Zon en Maan, de 'lichten' aan de hemel, werden daarbij door de ouden eveneens als planeten beschouwd. Door de ontwikkeling van steeds sterkere telescopen werden nieuwe planeten ontdekt voorbij Saturnus. De 'transsaturnale planeten' die door moderne astrologen mee in de analyse van de horoscoop worden betrokken, zijn Uranus, Neptunus en de dwergplaneet Pluto.

Voor de astrologen uit de oudheid, die de 'zwervers' langs het hemelgewelf observeerden, waren de planeten de vertegenwoordigers van de wil van de goden. Zij trachtten zoals met andere vormen van waarzeggerij omens (voortekens) te vinden in de hemel van dingen die op aarde zouden gebeuren. Deze gebeurtenissen, zoals zons- en maansverduisteringen, conjuncties van planeten, brachten ze dan in verband met het lot van hun land en van hun heerser. Voor moderne astrologen representeren de planeten eerder drijfveren en impulsen van de menselijke psyche. De plaats waar die planeten in de horoscoop staan is steeds een afbeelding van hun plaats aan de hemel (in de dierenriem), waarbij de 12 huizen voor de levensgebieden staan waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden of waarop deze drijfveren zullen worden geuit. Ook de hoeken die de planeten met elkaar maken, de 'aspecten' geven de astroloog aanwijzingen over energieën die samenwerken of elkaar juist tegenwerken.


© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search