Spaceshuttleprogramma

Space Shuttle
Eerste lancering van een spaceshuttle: Columbia, op 12 april 1981

Het spaceshuttleprogramma was een Amerikaans ruimtevaartprogramma om mensen en vracht naar de ruimte te brengen door middel van ruimteveren (space shuttles).

De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA begon midden jaren 70, met hulp van de Amerikaanse luchtmacht, aan de ontwikkeling van de spaceshuttle (officieel Space Transportation System genoemd – STS). De gedachte achter de ontwikkeling van het STS was het bouwen van een herbruikbaar ruimteschip om goedkoop en op regelmatige basis ruimtemissies te kunnen vliegen. De structuur van de spaceshuttle is op het moment van lancering: een roestkleurige externe tank, twee slanke Solid Rocket Boosters en het ruimteveer, een gevleugeld ruimtevaartuig, de spaceshuttle in enge zin.

NASA heeft in totaal vijf ruimtewaardige spaceshuttles laten bouwen: Atlantis, Challenger, Columbia, Discovery en Endeavour. Daarnaast liet NASA ook drie niet-ruimtewaardige spaceshuttles bouwen: Enterprise, Explorer en Pathfinder. Enterprise en Pathfinder werden gebouwd als testobjecten en werden niet ingezet voor ruimtevluchten. Explorer is een tentoonstellingsreplica die voor het bezoekerscentrum van Kennedy Space Center werd gebouwd. Op 12 april 1981 was Columbia het allereerste ruimteveer dat in een baan rond de aarde werd gebracht. Daarna volgden Challenger (1983), Discovery (1984) en Atlantis (1985). Endeavour (1992) werd gebouwd ter vervanging van Challenger, die in 1986 verongelukte.

In totaal, tot aan eind juli 2011, zijn er 135 missies gevlogen. Daarvan zijn er twee fataal afgelopen, waarbij alle bemanningsleden en passagiers om het leven kwamen. Op 28 januari 1986 explodeerde Challenger 73 seconden na de lancering, waarna er geen commerciële satellieten meer met een spaceshuttle vervoerd mochten worden. Op 1 februari 2003 verongelukte Columbia als gevolg van een beschadiging van het hitteschild, waardoor het ruimteschip de terugkeer in de atmosfeer niet overleefde. Het gevolg was, dat er beslist werd dat in 2010 de spaceshuttles uit de vaart zouden worden genomen. De resterende shuttlemissies zouden worden gebruikt om het internationaal ruimtestation ISS (International Space Station) af te bouwen. Eén missie werd een uitzondering: STS-125 ging in mei 2009 omhoog voor de laatste onderhoudsmissie aan de ruimtetelescoop Hubble.

STS-133, met als eerste verwachte lanceerdatum 16 september 2010, zou oorspronkelijk de laatste missie van het spaceshuttleprogramma zijn. Op 19 juni 2008 werd echter besloten tot een extra missie, STS-134, en nog later werd daar STS-135 aan toegevoegd. STS-135 vertrok op 8 juli en landde op 21 juli 2011. Daarmee kwam het ruim 30-jarig durende programma ten einde.

De drie overgebleven ruimtewaardige shuttles staan nu evenals de drie niet-ruimtewaardige shuttles tentoongesteld in musea in de Verenigde Staten. Discovery staat in het Steven F. Udvar-Hazy-centrum van het National Air and Space Museum in Chantilly, naast Dulles International Airport. Enterprise, die daar reeds tentoongesteld stond, werd daarop overgebracht naar het Intrepid Sea, Air & Space Museum in New York. Atlantis staat tentoongesteld op het bezoekerscentrum van het Kennedy Space Center in Florida. Explorer, die daar sinds 1993 stond, werd overgebracht naar Space Center Houston en in 2013 omgedoopt tot Independence. Endeavour staat nu in de hangar van het Californian Science Center, in Palmdale (vlak bij de fabriek waar deze shuttle in 1991 werd geassembleerd). Het ruimteschip zal later samen met twee SRB’s en de laatst gebouwde externe tank worden toegevoegd aan het Samuel Oschin Air and Space Center, naast het Science Center, dat bijna afgebouwd is. Pathfinder bleef staan waar hij al sinds 1988 tentoongesteld staat: het U.S. Space & Rocket Center in Huntsville.


© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search