Trilobieten

Trilobieten
Status: Uitgestorven, als fossiel bekend
Fossiel voorkomen: Cambrium - Perm
Paradoxides, 163 mm, Midden-Cambrium, Marokko
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Onderstam:Trilobitomorpha † (Trilobietachtigen)
Klasse
Trilobita
Walch, 1771
Koneprusia brutoni
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Trilobieten op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De Trilobieten (Trilobita, vertaald drielobbigen) vormen een bekende klasse uitgestorven geleedpotigen, die in zee leefden. Trilobieten behoren met ammonieten en dinosauriërs ongetwijfeld tot de bekendste fossielen. Trilobieten zijn bekend van 521 tot 250, ammonieten van 400 tot 66 en dinosauriërs van 231 tot 66 miljoen jaar geleden.

Trilobieten zijn te herkennen aan een verkalkt exoskelet aan de rugkant van het lichaam, dat aan de rand van de buikzijde is teruggeslagen en verder aan de buikzijde is er een eveneens verkalkt gehemelte. Het lichaam is van voor naar achter opgebouwd uit een aantal segmenten. De voorste daarvan zijn samengegroeid tot het kopschild (of cephalon) en de achterste tot het staartschild (of pygidium). De segmenten daar tussenin vormen samen het lijf (of thorax) en scharnieren afzonderlijk ten opzichte van elkaar, en het kop- en staartschild. Trilobieten konden zich in de lengterichting ter verdediging oprollen zoals een pissebed of een gordeldier. Elk van die drie lichaamsdelen heeft in de lengterichting een as, die vaak met een groef is gescheiden van de wangen en ribben aan weerszijden, en naar deze drie lobben verwijst de naam trilobiet. Op de wangen staat meestal een paar ogen die zijn samengesteld uit facetlenzen gemaakt van calciet.[1]

Zelden worden ook niet-verkalkende lichaamsdelen van trilobieten gevonden, die duidelijk maken dat vermoedelijk het tweede segment van voren aan de buikkant een paar onvertakte antennes draagt die bestaan uit tientallen als een kralensnoer geregen elementen. Alle volgende segmenten dragen aan de buikkant gelijkvormige paren twee-armige poten, waarvan de binnenste looppoot of endopodiet bestaat uit 6 of 7 elementen en de buitenste kieuwpoot of exopodiet een grote hoeveelheid parallelle lamellen draagt. Verder worden resten gevonden waarvan kan worden afgeleid dat de darm vanaf het gehemelte middendoor loopt tot het puntje van het staartschild. Bij één soort zijn twee onvertakte antenneachtige uitsteeksels (of cerci) achter aan het lichaam gevonden.[1]

De eerste keer dat trilobieten in het sediment verschijnen definieert de basis van het Atdabanien, ongeveer halverwege het Onder-Cambrium (521 miljoen jaar geleden). Ze waren algemeen en kregen een steeds grotere verscheidenheid tot het eind van het Ordovicium, toen een aantal orden en levenswijzen verdween. Die types zijn daarna niet opnieuw ontstaan. Gedurende het laatste deel van het Devoon zijn alle nog overgebleven ordes behalve de Proetida uitgestorven. Deze laatste groep trilobieten verdween tijdens de massa-extinctie aan het einde van het Perm, ongeveer 250 miljoen jaar geleden. De trilobieten waren een van de meest succesvolle vroege groepen dieren, en bewoonden de oceanen meer dan 270 miljoen jaar lang.[1]

Toen de fossielen van trilobieten verschenen, hadden ze al verschillende vormen en kwamen ze al snel voor langs de randen van alle continenten. Omdat trilobieten aan de rugkant een exoskelet hebben dat bestaat uit kalk, zijn er veel bewaard gebleven. In totaal zijn ongeveer 17.000 soorten in 9 ordes beschreven, verspreid over het Paleozoïcum. De studie van deze fossielen heeft belangrijke bijdrages geleverd aan de biostratigrafie, paleontologie, evolutiebiologie en het begrip van de platentektoniek. Over de plaatsing van de trilobieten binnen de geleedpotigen wordt door wetenschappers nog verschillend gedacht, maar recent onderzoek suggereert verwantschap met de Chelicerata.[2]

Trilobieten specialiseerden zich in verschillende levenswijzen. Veel soorten bewogen over de zeebodem als roofdier, aaseter of voedselfilteraar en sommige zwommen in het water en leefden van plankton. De meeste levensstijlen die je tegenkomt bij moderne mariene geleedpotigen kwamen ook voor bij trilobieten, mogelijke met uitzondering van parasitisme (waar nog wetenschappelijk debat over is).[3] Van enkele trilobieten, met name uit de familie Olenidae, denken sommige wetenschappers dat ze een symbiotische relatie onderhielden met anaerobe bacteriën die organisch materiaal oxideerden met zuurstof uit sulfaat,[4] maar deze interpretatie is omstreden.

  1. a b c Treatise on Invertebrate Paleontology, Part O, Arthropoda 1, Trilobita. Geological Society of America /University of Kansas Press, Boulder, CO/Lawrence, KA (1959), O38. ISBN 0-8137-3015-5.
  2. Cotton, T.J., Braddy, S.J. (2004). The phylogeny of arachnomorph arthropods and the origins of the Chelicerata. Transactions of the Royal Society of Edinburgh: Earth Sciences 94 (3): 169–193. ISSN: 0263-5933. DOI: 10.1017/S0263593303000105.
  3. Fortey, Richard. The Lifestyles of the Trilobites (PDF). American Scientist 92: 446–453. DOI: 10.1511/2004.49.944.
  4. Fortey, Richard (juni 2000). Olenid trilobites: The oldest known chemoautotrophic symbionts?. Proceedings of the National Academy of Sciences 97 (12): 6574–6548. DOI: 10.1073/pnas.97.12.6574.

© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search