Vestaalse maagden

Standbeeld van een Romeinse Vestalin.
Standbeeld van een Romeinse Vestalin in het atrium van het huis van de Vestalinnen.

De Vestalinnen of Vestaalse maagden (Latijn: virgo Vestalis "Vestaalse maagd"; oorspronkelijke titel: sacerdos Vestalis "Vestaalse priesteres") waren Romeinse priesteressen van de godin Vesta.

Het college van Vestalinnen bestond uit zes (in de late oudheid zeven) priesteressen, die tussen hun zesde en tiende jaar voor minimaal dertig jaar werden aangesteld. Hun hoofdopdracht was het onderhoud van het haardvuur in de tempel van Vesta, dat nooit mocht uitdoven, alsook het halen van water uit de heilige bron van de nimf Egeria, dat voor de reiniging van de tempel werd gebruikt. Daarnaast maakten ze de mola salsa. Dat was een mengsel van water en spelt- of emmertarwemeel, waaraan op de Iden van september zout werd toegevoegd. Het werd geofferd tijdens de Lupercalia, de Vestalia en op de Iden van september [1] Tevens maakten ze het suffimen, as van ongeboren kalveren, dat gebruikt werd voor cultushandelingen tijdens de Fordicidia.[2]

In het kader van de cultus vielen de Vestalinnen onder het collegium van de pontifices en in het bijzonder onder de pontifex maximus als hun disciplinaire overste. Hun persoonlijke sociale status leek in veel opzichten op die van een Romeinse vrije man, maar ze genoten ook talrijke privileges.

Tijdens hun diensttijd waren de Vestalinnen tot kuisheid verplicht. Het verlies van de maagdelijkheid van een Vestalin gold als onheilspellend voorteken voor het Romeinse gemenebest. Een onkuise Vestalin werd uit het priesterschap ontzet en kon dan levend begraven worden.

  1. Servius, Commentarius in Vergilii eclogas VIII 82.
  2. Ovidius, Fasti IV 629-640, 731-734.

© MMXXIII Rich X Search. We shall prevail. All rights reserved. Rich X Search